Waterplanten zijn er in allerlei soorten en groeivormen. Ze zijn voor vissen belangrijk als paaiplaats, opgroeigebied en schuilplaats. Planten leveren bovendien voedsel op in de vorm van insectenlarven, waterslakken en andere waterdiertjes.
Soms dient de plant zelf als visvoedsel. Niet alle vissoorten zijn afhankelijk van waterplanten. Jonge snoeken kunnen niet overleven zonder waterplanten. Brasem en snoekbaars kunnen prima zonder.
Hoe meer waterplanten hoe beter?
Hoe meer waterplanten, des te meer leefgebied voor vissen, zou je denken. Maar een te dichte waterbegroeiing is ook weer nadelig voor vissen. Hierdoor kunnen sterk wisselende zuurstofgehalten ontstaan(overdag hoog, ’s nachts laag), die niet goed zijn voor de vis. Een te dichte waterplantenbegroeiing kan de vissen ook hinderen bij het zoeken naar voedsel. Veel vissoorten zoeken hun voedsel het liefst op de overgang van open water naar begroeiing.
De ene plant is de ander niet
De baars gebruikt voor het afzetten van zijn eieren takken, rietstengels en andere planten die in het vroege voorjaar in het water groeien. De zeelt zet zijn eieren liever af op onderwaterplanten (zoals sterrekroos en waterpest). Drijfbladplanten (zoals gele plomp) bieden vissen vooral dekking van boven en een vindplaats van slakjes en andere ongewervelde voedelorganismen. Sommige vissoorten maken ook dankbaar gebruik van tijdelijk overstroomde landbegroeiing, om te paaien en op te groeien (snoek) of om er voedsel te zoeken (aal).